De Beleggingsadviseurs
Commodities zijn hot
Rin Visser - ABN Amro Bank, Senior beleggingsadviseur
Veel commodities (grondstoffen) en daaraan gekoppelde prijzen zijn de afgelopen jaren flink opgelopen. Dit trekt dan ook veel
nieuwe beleggers aan. Inmiddels beleggen steeds meer professionele partijen, waaronder verzekeraars of pensioenfondsen, een
deel van hun belegbaar vermogen in commodities. De commodity markt is tamelijk divers en bestaat primair uit energie, landbouw,
vee, industriële metalen en edele metalen. Binnen de landbouw kunnen we denken aan tarwe, maïs, katoen, sojabonen, suiker, koffie
en dergelijke. Bij aluminium, koper en zink om er maar een paar te vermelden kijken we naar de industriële metalen. Waarom staan
commodities momenteel zo in de belangstelling? Dan wordt vooral gewezen op de snelle opkomst van economiën als China en India.
Een groot deel van de groei van de wereldwijde vraag naar energie en diverse andere grondstoffen is het gevolg van grote
industrialisatie in deze regio. De vraag neemt daarmee fors toe, terwijl het aanbod maar in beperkte mate kan worden opgevoerd
als gevolg van een beperkte flexibiliteit van de productiecapaciteit. Commodities zullen dus nog wel even in trek blijven is
de verwachting. Toch bestaan er ook duidelijke risico's. Te denken valt aan een mogelijke economische groeivertraging die tot
flinke prijsdalingen kan leiden. Ook politieke risico's kunnen een rol spelen evenals ongrijpbare factoren als het weer. Wellicht
is de onbekendheid met deze markten vooralsnog het voornaamste risico voor de belegger. Een beperkte belegging in op grondstoffen
gebaseerde beleggingsproducten kan een goede aanvulling zijn binnen uw effectenportefeuille mits u voldoende op de hoogte bent van
de daaraan gerelateerde risico's. Inmiddels bestaan er diverse beleggingsmogelijkheden waaruit kan worden gekozen.
|
Het belang van spreiden in portefeuilles
Martin Janse - Fortis bank, Senior beleggingsadviseur
Over een langere periode gemeten vertonen de rendementen van aandelen, obligaties en spaargeld een betrekkelijk constant patroon.
Ongeacht welke 10-jaars periode wordt genomen, bedraagt het rendement van aandelen dan gemiddeld ongeveer 11%, het rendement van
obligaties ongeveer 5% en dat van spaargeld gemiddeld circa 3% per jaar.
Hoewel op lange termijn de rendementen naar deze gemiddelden neigen, kunnen ze daar in enig jaar behoorlijk van afwijken. Het
samenstellen van een optimale beleggingsportefeuille is een probleem dat al in 1952 door de latere Nobelprijswinnaar Markovitz
is beschreven. De kunst is namelijk het rendement van een portefeuille te verhogen zonder dat dit gepaard gaat met een hoger risico.
Wanneer bij een portefeuille die volledig uit obligaties bestaat 10% wordt ingewisseld tegen aandelen, dan gaat niet alleen het
rendement omhoog maar ook het risico omlaag! Ideaal dus! Dit wordt ook wel het 'diversificatie-effect' genoemd. Dit effect is groter
naarmate de samenhang (correlatie) tussen de beleggingsalternatieven kleiner is. Nog een voorbeeld: de aandelenmarkten van opkomende
regio's vertonen nauwelijks samenhang met de aandelenmarkten van financieel ontwikkelde gebieden. Het toevoegen van 10% aandelen in
een emerging market-fonds aan een aandelenportefeuille zal tot gevolg hebben dat het totaalrendement toeneemt bij een lager risico.
Tot slot een advies: ga op dit gebied niet zelf met uw zuurverdiende centjes experimenteren. U kunt dit met een gerust hart overlaten
aan een professional.
Tip: Fortis Personal Portfolio Fund of Funds
|
Lang en laag
Arian Bakker ING bank, Hoofd beleggen
De Amerikaanse korte rente loopt op, maar tegen alle verwachtingen in is de lange rente verder gedaald. Zal de lange rente nog verder
dalen en zou er wellicht een omgekeerde rentestructuur in de VS kunnen ontstaan (ofwel korte rente hoger dan lange rente)? Als we economen
moeten geloven, dan zal er van een verdere daling van de lange rente geen sprake zijn. Helaas roepen zij dit al twee jaar. Daarentegen zien
de technische analisten nog veel lagere rentevoeten. Het ontstaan van de genoemde divergentie heeft zowel conjuncturele als structurele
oorzaken. Om met de structurele kant te beginnen: de simpele constatering dat op wereldschaal de besparingen sinds 1994 zijn toegenomen
tot bijna 25% van het wereld-GDP (bron: The International Bank Credit Analist), betekent niets meer en niets minder dan dat de kredietmarkten
op lagere prijzen (= lagere rentevoeten) ruimen. Dit is in mijn ogen blijvend, want de Westerse wereld gaat zijn besparingen nog niet aanspreken.
Immers, naarmate we de pensioenleeftijd naderen, sparen we steeds meer. Pas als de demografische buik (de baby-boomers) met pensioen gaat vanaf
2015, zal er wellicht per saldo ontsparing optreden. Conjunctureel gezien deden slechte groeicijfers in vele delen van Europa en vooral slechte
arbeidsmarktcijfers in de VS beleggers twijfelen aan de groeiprojecties voor dit en volgend jaar. De sombere economische situatie in Europa deed
de rente op tienjaars-staatsobligaties zelfs dalen tot het niveau van de spaarrente en in de VS daalde tienjaarsgeld tot onder de 4%. Ondanks de
structurele stijging van de spaartegoeden denk ik dat de lange rente niet veel verder zal dalen. Spaargeld is een minder risicovolle bezitting
dan staatsobligaties. Dit impliceert dat als de vergoeding hetzelfde is, de homo economicus zijn obligaties zal omruilen voor spaargeld. Dus
voor obligaties zou de spaarrente het absolute bodemtarief moeten zijn. Tegelijk is die lage rente ook een verzekeringspremie tegen afnemende
economische groei. Door de recente daling zou de conjuncturele situatie weer wat kunnen verbeteren. En alle somberheid ten spijt, economen
voorspellen voor dit en volgend jaar gewoon nog een heel acceptabele groei. Ergo, het lijkt erop alsof de obligatiemarkt wat te veel
conjuncturele neergang heeft ingeprijsd.
|
Terug naar de toekomst
Cor Wijtvliet - F. van Lanschotbankiers, Senior beleggingsanalist
De huidige hoge olieprijs heeft de prijs voor een liter benzine behoorlijk de hoogte in gejaagd. Dat weet iedere automobilist. Hoge
benzineprijzen hebben ook grote invloed op het wel en wee van de automobielindustrie. Dat leren de twee oliecrises in de periode 1971-1979,
toen benzineprijzen ook de hoogte inschoten. Een vergelijking brengt opvallende overeenkomsten voor het voetlicht. Zo gokte de Amerikaanse
auto-industrie aan de vooravond van de toenmalige oliecrisis op grote auto's uitgerust met zware motoren die wel een litertje lustten. De
gok pakte verkeerd uit. De consument stemde met de voeten en stapte massaal in een Japanse auto. Dat bracht Chrysler op de rand van de afgrond
en General Motors zag zich gedwongen de dividenduitkering te verlagen. Dat laatste is een doodzonde in de ogen van veel beleggers. Aan de
vooravond van de huidige prijsexplosie gokten de Amerikanen op de SUV, the sports utility vehicle, in Nederland bekend geworden onder de
naam PC Hooft tractor. Nu, net als toen draait de consument deze benzineslopers de rug toe en kiest hij voor een zuinig (Japans) alternatief.
En opnieuw is de Amerikaanse auto-industrie in zwaar weer terecht gekomen. General Motors en Ford verkeren in grote problemen. Ze zijn
technisch gesproken zo goed als failliet en hun kredietwaardigheid heeft junkbondstatus gekregen. Nu, net als toen, staat de winstgevendheid
zwaar onder druk, maar de winst is nog niet omgeslagen in verlies. Dat gebeurde indertijd in de jaren na 1980.
F. van Lanschot is positief over de sectoren kapitaalgoederen, farmacie, verzekeraars en software en services
|
Beleggingslessen uit Omaha
Co Abrahamse - Rabobank Beveland, Senior beleggingsspecialist
Het bedrijf van superbelegger Warren Buffet, Berkshire Hathaway, heeft op 30 april weer zijn jaarlijkse vergadering gehouden. In tegenstelling
tot de meeste vergaderingen is dit een waar festijn, dat een heel weekend duurt. Van heinde en verre stromen beleggers toe. De jaarvergadering
wordt ook wel het Woodstock van het kapitalisme genoemd. Bij een normale jaarvergadering hoort men hoe het met het bedrijf gaat, maar bij deze
vergadering krijgt de bezoeker ook nog een schat aan beleggingslessen en tips mee. Buffet heeft met zijn rendementen bewezen een superbelegger
te zijn. Sinds 1965 heeft hij gemiddeld bijna 22% winst per jaar gemaakt. Oftewel: een beginbedrag van 1000 dollar in 1965 is inmiddels 2,8
miljoen dollar geworden. Buffet belegt alleen maar in zaken die hij begrijpt. De internethype (en ook de neergang) heeft hij volkomen genegeerd.
In eerste instantie werd hij door menigeen een beetje uitgelachen omdat hij niet met z'n tijd mee zou gaan. Maar Buffet moet gedacht hebben: wie
het laatst lacht, lacht het best. Op dit moment ziet Buffet geen echte koopjes op de aandelenmarkt. Toch is hij niet negatief over het beleggen
in aandelen op lange termijn. Voor hem is het wel een raadsel waarom de obligatierentes zo laag staan. Buffet is verder negatief over de
Amerikaanse dollar en waarschuwt ook voor de zeepbelsituatie op de huizenmarkt, die mede veroorzaakt wordt door de lage rente. Het is zeer
aanbevelenswaardig om een keer naar Omaha af te reizen en een jaarvergadering van Berkshire Hathaway bij te wonen. Maar voordat u dat doet,
moet u zich wel realiseren dat een aandeel momenteel ruim 83.000 dollar kost.
|
Oost-Europa:
Jack Horvest - SNS bank, Senior vermogensbeheerder
Het beloofde land voor beleggers en producenten, maar het klimaat is aan het veranderen. De concurrentiekracht van Oost Europa slinkt snel en
daarmee ook haar aantrekkelijkheid voor beleggers. De loonkosten stijgen sneller dan de arbeidsproductiviteit en met name Duitsland verliest
interesse voor haar oosterburen. Duitse werknemers hebben een hoger uurloon, maar produceren ook meer. De kosten in Duitsland per eenheid product
liggen nu zelfs lager dan in Tsjechië of Estland en nog maar een fractie hoger dan dat van Hongarije of Slowakije. De redenen van deze ontwikkeling
zijn legio. De gespannen arbeidsmarkt zorgt in Hongarije voor 10% loonstijging op jaarbasis. De Tsjechische kroon is fors in waarde gestegen ten
opzichte van de Euro, waardoor export duurder wordt. Bij het verplaatsen van productie zijn lagere loonkosten doorslaggevend, naast infrastructuur
en belastingen.
Het voordeel van de lagere loon/productiekosten is in Oost Europa al verdwenen. De concurrentiekracht zal vooral moeten komen van voordelen op het
gebied van; innovatie, efficiency en extra toegevoegde waarde en niet zo zeer van lage productiekosten. Oost Europa moet snel volwassen worden, haar
goederen- en dienstenpakket aanpassen en (loon)inflatie bestrijden. Het is de vraag in hoeverre men hierin slaagt. Economische wetten zijn
onverbiddelijk, hogere loonkosten zonder extra productiviteit worden afgestraft. Iets waar wij nog dagelijks last van hebben in Nederland.
|