Met de levensloopregeling kunnen werknemers sparen om onbetaald verlof te financieren. Jaarlijks mag maximaal 12% van het brutoloon worden gespaard. De werkgever is vanaf 1 januari 2006 verplicht de levensloopregeling aan de werknemers aan te bieden. Voor de werknemer is de inleg onbelast. De belasting wordt ingehouden bij het opnemen van het onbetaalde verlof.
Voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1955 is er geen jaarlijks maximum gesteld om te sparen. Zij kunnen een groter deel van hun bruto loon opzij zetten om later verlof op te nemen.
Het is niet meer mogelijk om in tijd te sparen. Het tijdsparen vervalt op 1 januari 2006. De door de werknemer opgespaarde tijd wordt door de werkgever in 2006 omgezet in geld en gestort op de levensloopregeling.
Wanneer het bedrijf een spaarloonregeling kent (het sparen van het bruto loon, waarbij het spaarbedrag 4 jaar wordt vastgezet of wordt ingebracht in een lijfrentepolis), moet de werknemer kiezen tussen de spaarloonregeling en de levensloopregeling. Deelname aan beide regelingen is niet toegestaan.
Het spaartegoed kan worden aangewend om verlof op te nemen voorafgaand aan de pensionering of extra (deeltijd)verlof te financieren. Zo kan verlof worden gespaard om bijvoorbeeld een extra lange zomervakantie op te nemen of om een wereldreis te maken.
Door het opnemen van extra verlof kan de continuïteit van het bedrijf in gevaar komen. De werkgever kan hierin zijn eigen beleid bepalen en omzetten in een bedrijfseigen levensloopregeling. In deze regeling kan de werkgever bepalen, onder welke voorwaarden en voor welke doelen het opgespaarde verlof kan worden aangewend.
De PersoneelsAdviesDienst heeft alle expertise op het terrein van de Levensloopregeling gebundeld om voor uw bedrijf een verantwoorde regeling op te zetten. Wilt u meer informatie, bel dan naar 0113 271270.
info@personeelsadviesdienst.nl